Wet uitfasering PEB
Wet uitfasering PEB en overige fiscale pensioenmaatregelen
Eind 2013 kwam de staatssecretaris al met een aantal oplossingsrichtingen voor de problemen van directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s) met een pensioen in eigen beheer (PEB). Na verschillende overleggen en aangepaste voorstellen ligt er nu dan een oplossing in de vorm van een wetsvoorstel: de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. In dit wetsvoorstel zijn ook nog enkele andere pensioenmaatregelen opgenomen.
1. Uitfasering PEB
Met ingang van 1 januari 2017 is het niet langer mogelijk om fiscaal gefaciliteerd nieuwe pensioenaanspraken op te bouwen in eigen beheer. De aanspraken worden nog wel geïndexeerd, als dit is toegezegd. In het wetsvoorstel wordt een aantal opties gegeven aan DGA’s:
A. Afstempeling en afkoop (afkoopvariant)
B. Afstempeling en omzetting in oudedagsverplichting (spaarvariant)
C. Bevriezen PEB
Ad A. Afstempeling en afkoop PEB (afkoopvariant)
De eerste mogelijkheid voor de DGA is om het PEB ‘af te stempelen’ naar de fiscale (balans)waarde en vervolgens het PEB tegen deze waarde af te kopen. Bij afkoop geldt een (aflopende) korting op de grondslag voor de loonbelasting (LB).
• De pensioenaanspraak wordt fiscaal geruisloos afgestempeld naar het niveau van de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting, zoals die geldt op het moment van afkoop. Fiscaal geruisloos houdt in dat geen LB, Vpb of revisierente wordt verschuldigd.
• De afgestempelde pensioenaanspraak kan vervolgens met een korting op de grondslag (de fiscale waarde van de pensioenverplichting vóór de afstempeling) worden afgekocht. Gedeeltelijke afkoop is niet mogelijk.
• De gefaciliteerde afkoop kan tot en met 31 december 2019.
• De korting neemt af per jaar. In 2017 geldt een korting van 34,5%, in 2018 een korting van 25% en in 2019 een korting van 19,5%.
• De korting wordt in beginsel ook verleend over de fiscale balanswaarde, maar om anticipatie-effecten te voorkomen, wordt de korting maximaal verleend over de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting, zoals die gold op 31 december 2015. Over de waardestijging die als gevolg van dotaties, oprenting en indexering na die datum is ontstaan, wordt geen korting op de grondslag verleend. Over dat deel wordt geen revisierente verschuldigd. Is de fiscale balanswaarde sinds 31 december 2015 gedaald, dan wordt de korting slechts toegepast op de fiscale balanswaarde op de datum van afkoop.
• Zodoende zijn er voor de fiscaal gefaciliteerde afkoopmogelijkheid dus twee bedragen nodig. Zowel voor de afstempeling van de pensioenaanspraken als voor de afkoop van die pensioenaanspraken is de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting ten tijde van de afstempeling nodig. Voor de berekening van de maximale korting op de grondslag is ook de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting per 31 december 2015 nodig.
Ad B. Omzetting in oudedagsverplichting (spaarvariant)
De tweede mogelijkheid voor de DGA is om het PEB ‘af te stempelen’ naar de fiscale (balans)waarde en vervolgens het PEB tegen deze waarde om te zetten in een oudedagsverplichting zonder verdere opbouw.
• De pensioenaanspraak wordt fiscaal geruisloos afgestempeld naar het niveau van de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting, zoals die geldt op het moment van afkoop. Fiscaal geruisloos houdt in dat geen LB, Vpb of revisierente wordt verschuldigd.
• De omzetting naar een oudedagsverplichting kan tot en met 31 december 2019.
• Bij omzetting blijft het geld in de onderneming en de DGA houdt een aanspraak voor de oude dag. Belastingheffing vindt dan pas plaats in de uitkeringsfase.
• De oudedagsverplichting neemt alleen nog toe door bijschrijving van een rente die wettelijk zal worden voorgeschreven.
• De DGA kan de reservering op elk gewenst moment opeisen om extern een lijfrenteproduct te bedingen.
• Wordt niet gekozen voor een lijfrenteproduct, dan moet de reservering vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd door het eigenbeheerlichaam gedurende 20 jaren gelijkmatig worden uitgekeerd aan de DGA. Het is mogelijk de uitkeringen in de vijf jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd al te laten ingaan. In dat geval wordt de periode van 20 jaar vermeerderd met het aantal jaren dat de uitkeringen eerder ingaan.
• De DGA kan na de fiscaal geruisloze afstempeling en de omzetting in een oudedagsverplichting in een later stadium alsnog besluiten tot afkoop van deze verplichting. Als dat gebeurt in 2018 of in 2019 gelden nog de kortingen voor afkoop van het PEB en is geen revisierente verschuldigd. Ook hier geldt de korting over maximaal de fiscale balanswaarde, zoals die gold op 31 december 2015. Na 2019 zal bij afkoop over de volledige reservering LB en revisierente zijn verschuldigd.
Ad C. Bevriezen PEB
Als de DGA geen gebruik wil maken van de mogelijkheden van een gefaciliteerde afkoop of omzetting naar een oudedagsverplichting, blijft voor hem voor de tot en met 31 december 2016 in eigen beheer opgebouwde aanspraken de huidige regelgeving in de Vpb, LB en inkomstenbelasting gelden. Eventuele verschillen tussen de commerciële en de fiscale waarde blijven bestaan.
Overige aspecten
• De partner moet uitdrukkelijk instemmen met de door de DGA beoogde beëindiging van het PEB.
• De DGA moet de Belastingdienst informeren als hij heeft gebruikgemaakt van één van de opties voor een gefaciliteerde beëindiging van het PEB. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld welke informatie moet worden aangeleverd en op welke wijze.
• Waardeoverdracht van een extern verzekerd pensioen naar een eigenbeheerlichaam (bij gesplitste polissen) is vanaf 1 januari 2017 niet meer mogelijk. Het terughalen van het extern verzekerde deel is in 2016 nog wel mogelijk. Bij afkoop van het PEB wordt hierover dan geen korting verleend.
• Afkoop en omzetting in een oudedagsverplichting is ook mogelijk voor al ingegane pensioenen.
• Beëindiging van het PEB leidt niet tot extra inhaalruimte voor de aankoop van een derdepijlerproduct (lijfrente), tenzij de DGA al een pensioentekort had.
• Als het PEB wordt beëindigd en de aandelen in het eigenbeheerlichaam zijn niet in handen van de (gewezen) werknemer, is volgens de wetgever sprake van bevoordeling van de aandeelhouders door de (gewezen) werknemer. In dat geval is schenkbelasting verschuldigd.
2. Overige fiscale pensioenmaatregelen
Uitkeringen die ingaan per de eerste van de maand
• De tijdelijke goedkeuring, dat actuariële herrekening van het ouderdomspensioen achterwege mag blijven voor zover dit betrekking heeft op de periode tussen de eerste dag van de maand en de dag waarop de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt, wordt in de wet opgenomen.
• Er komt een soortgelijke regeling voor deelnemingsjarenpensioen.
• Met betrekking tot het partner-, wezen- en nabestaandenoverbruggingspensioen geldt dat dit moet ingaan in de periode tussen de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) werknemer overlijdt en de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de (gewezen) werknemer is overleden.
Afschaffing 100%-grens
Het ouderdomspensioen mag nu niet uitgaan boven 100% van het laatstverdiende pensioengevend loon, tenzij sprake is van één van de acht uitzonderingen. Voor het partnerpensioen en het wezenpensioen gelden van de 100%-grens afgeleide grenzen. Voorgesteld wordt deze grenzen af te schaffen.
Afschaffing doorwerkvereiste
Op grond van het doorwerkvereiste kan een werknemer uitsluitend later met pensioen gaan dan op de pensioeningangsdatum voor zover de werknemer na die reglementaire pensioeningangsdatum in dienstbetrekking werkzaam blijft. Goedgekeurd is dat wordt voldaan aan het doorwerkvereiste als nog werkzaamheden worden verricht als ondernemer of resultaatgenieter. Voorgesteld wordt dit doorwerkvereiste af te schaffen. De enige voorwaarde die blijf gelden, is dat het ouderdomspensioen uiterlijk vijf jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd moet ingaan.
Nabestaandenoverbruggingspensioen voor halfwezen
In verband met de inwerkingtreding van de Wet hervorming kindregelingen per 1 januari 2015 wordt voorgesteld de maximale omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen voor halfwezen vast te stellen op de helft van de maximale omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen voor de volle wees. Daarmee wordt aangesloten bij de verhouding die geldt voor de fiscaal maximale opbouwpercentages voor de opbouw van wezenpensioen voor volle wezen enerzijds en halfwezen anderzijds.
Beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieder voor lijfrenteproducten
Voorgesteld wordt om ook beleggingsondernemingen in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan te wijzen als toegestane aanbieders van fiscaal gefaciliteerde lijfrenteproducten. Er moet dan wel een geblokkeerde beleggingsrekening worden aangehouden, de rekening moet geïndividualiseerd zijn en de rendementen moeten worden bijgeschreven. De rekening kan uitsluitend worden aangewend voor de aankoop van een oudedags- of nabestaandenlijfrente of om onder voorwaarden te worden uitgekeerd in termijnen.
Ministerie van Financiën 20-9-2016, nr. 2016-0000114085
Bron: Fiscaal up to date